Vloeregalisatiemassa CERAfix^® 201

Meng niet meer CERAfix 201 dan binnen de verwerkingstijd kan worden gebruikt. Niet geschikt als bovenlaag zonder extra bekleding of bovenlagen. Raadpleeg de hechtprimertabel voorafgaand aan gebruik. Vanaf een laagdikte van 20 mm moet CERAfix 103 epoxy primer worden aangebracht; bestrooi vervolgens met TEGAfix 430 kwartszand.

Hogere temperaturen en een lage relatieve vochtigheid versnellen de laagvormingstijd; lagere temperaturen en een hogere relatieve vochtigheid verlengen de laagvormingstijd.

Niet geschikt als bovenlaag zonder extra bekleding of bovenlagen!

Voeg de juiste hoeveelheid water toe!

Als er te veel water wordt toegevoegd, zal dit leiden tot tekenen van scheiding, die worden geassocieerd met lagen met lage sterkte en toegenomen krimp. Deze minder sterke lagen moeten met gereedschap worden verwijderd!

• De kwaliteit van het substraat is essentieel voor het goed kunnen leggen van vloeren. Absorberende substraten hebben een negatieve invloed op de stromingskarakteristieken van de plamuur, dus het substraat moet zorgvuldig worden voorbereid, gereinigd en met primer worden bewerkt!


• Om op betrouwbare wijze porievorming te voorkomen, dient u CERAfix 101 voorzichtig in het substraat te wrijven en volledig te laten drogen. Gebruik een stekelroller om de CERAfix 201 laag te ontluchten terwijl deze nog vloeibaar is!


• Als het vocht te snel aan de vloer wordt onttrokken, bijvoorbeeld door verwarming van de ruimte, sterk absorberende ondergronden, tocht, direct zonlicht, enz. bestaat er een risico op barsten!


• De installatielocatie moet geventileerd worden, maar voorkom tocht en direct zonlicht tijdens het verwerken en tijdens het uitharden. Tijdens aanbrengen en in de week daaropvolgend mag de temperatuur in de ruimte en van de vloer niet lager zijn dan 5 °C! Tijdens de eerste drie dagen mogen geen ontvochtigers worden gebruikt!


• Uitbloeiing van sulfaten of in water oplosbare vloerbedekkinglijmen moeten volledig worden verwijderd!


• Verwijder op mechanische wijze zoveel mogelijk van de oude, waterbestendige kleefmiddelen voor vloerbedekking. Kleine hoeveelheden waterbestendige vloerbedekkinglijmen op basis van dispersie (oppervlaktepercentage < 20 %/m², gelijkmatig verdeeld) kunnen op de ondergrond achterblijven. Reinig de ondergrond en breng een laag primer CERAfix 103 of CERAfix 203 aan, bestrooi met veel TEGAfix 430 kwartszand en zuig het zand op na uitharding! Overschrijd de maximale laagdikte van 10 mm niet!


• Niet geschikt voor gebruik op gegoten tarmac dekvloeren!


• Om te controleren of het gereed is om bedekt te worden, moet een vochtmeting worden uitgevoerd met het CM-apparaat (zie tabel met grenswaarden in de TDS).


• Contact tussen de mortel op cementbasis en de magnesiet dekvloer leidt tot schade aan de magnesiet dekvloer door "uitzetting van magnesia" als gevolg van een chemische reactie. Latere vochtbelasting van de ondergrond moet met passende middelen worden voorkomen. Magnesiet substraten moeten op mechanische wijze worden geruwd en porie-dicht geprimed met epoxyhars CERAfix 103 of CERAfix 203. Strooi genoeg vers TEGAfix 430 kwartszand over de verse epoxyharslaag.


• Na ca. 12 uur* kunnen verdere legwerkzaamheden worden uitgevoerd. Overschrijd de maximale laagdikte van 10 mm niet!


• Bij gebruik van een mengpomp, bijvoorbeeld de PFT G4 of G5 of gelijkwaardig, moeten de mengpomp en de slangen worden doorgespoeld wanneer de werkzaamheden worden onderbroken!


• Bij gebruik van een PFT G4-mengpomp moet de waterdebietmeter worden ingesteld op ca. 370-420 l/h met behulp van de standaard PFT G4-mengas, de D6-3-rotor en de Twister D6-3-stator. Het debiet bij deze configuratie ca. 20 l/min. Voor grotere laagdikten/-gebieden wordt het gebruik van de pompeenheid, D8-1,5 rotor en D8-1,5 stator aanbevolen. De waterdebietmeter moet vervolgens worden ingesteld op ca. 800-850 l/uur. Het debiet is dan ongeveer 35 l/min. De testaansluiting voor de PFT-consistentie kan worden gebruikt om de juiste watertoevoer te controleren en in te stellen op basis van de stromingsspreiding. Deze mag niet groter zijn dan 61 cm op de voorbehandelde ondergrond en moet continu worden gecontroleerd tijdens het verwerken! Als de waarden voor de verspreiding worden overschreden, is er te veel water toegevoegd. Daardoor kunnen tekenen van scheiding ontstaan waardoor de lagen minder sterk zijn en er droogtescheuren en verzakkingen ontstaan.


• Voorbereidende werkzaamheden, zoals het vullen van overgangen en het vlak maken van gescheurde gebieden en oneffenheden, worden uitgevoerd met CERAfix 202 permanent reparatie mortel!


• Houd rekening met randvoegen, begrenzingsvoegen, bouwnaden en bewegingsvoegen. Deze moeten op de voorgeschreven plaats worden behouden of opgenomen en met geschikte middelen worden afgedicht, bijv. CERAfix 208-snijkerstrips! Schijnvoegen moeten worden uitgesneden zodra CERAfix 201 tot een derde van de dikte van de aangebrachte laag is uitgehard!


• Gebruik alleen schoon gereedschap en schoon water!


• Volg de instructies op de technische gegevensbladen van de gebruikte producten!


• Bescherm oppervlakken die geen behandeling vereisen tegen blootstelling aan CERAfix 201!

Neem de geldende voorschriften in acht! Bijvoorbeeld:

• DIN 18157


• DIN 18534


• DIN 18560


• EN 13813


• DIN 1055


• TKB-informatiebladen van Industrieverband Klebstoffe e.V. (branchevereniging van kleefstoffen)


• BEB-informatiebladen, gepubliceerd door Bundesverband Estrich und Belag e.V. (federale vereniging voor dekvloeren en vloerbedekking)


• Technische informatie "Interfacecoördinatie voor verwarmde vloerbouw".


• ZDB-informatiebladen, uitgegeven door Fachverband des deutschen Fliesengewerbes (Duitse vereniging voor tegelindustrie).